1.Al wie behouden wil worden, moet voor alles het algemeen geloof vasthouden
2.als iemand dit niet volledig en ongeschonden bewaart, zal hij ongetwijfeld voor eeuwig verloren gaan.
3.Het algemeen geloof nu is dit, dat wij de ene God in de Drieheid en de Drieheid in de Eenheid vereren,
4.zonder de Personen te vermengen of het wezen te delen.
5.Want de Persoon van de Vader en die van de Zoon en die van de Heilige Geest zijn van elkaar onderscheiden,
6.maar de Vader en de Zoon en de Heilige Geest hebben één goddelijkheid, gelijke heerlijkheid, dezelfde eeuwige majesteit.
7.Zoals de Vader is, zo is de Zoon, zo is ook de Heilige Geest.
8.Ongeschapen is de Vader, ongeschapen de Zoon, ongeschapen de Heilige Geest
9.onmetelijk is de Vader, onmetelijk de Zoon, onmetelijk de Heilige Geest
10.eeuwig is de Vader, eeuwig de Zoon, eeuwig de Heilige Geest.
11.En toch zijn Zij niet drie eeuwigen, maar één eeuwige
12.zoals Zij niet drie ongeschapenen of drie onmetelijken zijn, maar één ongeschapene en één onmetelijke.
13.Evenzo is de Vader almachtig, de Zoon almachtig, de Heilige Geest almachtig
14.en toch zijn Zij niet drie almachtigen, maar één almachtige.
15.Zo is de Vader God, de Zoon God, de Heilige Geest God
16.en toch zijn Zij niet drie Goden, maar één God.
17.Zo is de Vader Here, de Zoon Here, de Heilige Geest Here
18.en toch zijn Zij niet drie Heren, maar één Here.
19.Want zoals de christelijke waarheid ons noodzaakt elke Persoon afzonderlijk als God en als Here te belijden,
zo belet het algemeen geloof ons van drie Goden of Heren te spreken.
20.De Vader is door niemand gemaakt of geschapen of voortgebracht.
21.De Zoon is door de Vader alleen, niet gemaakt of geschapen, maar voortgebracht.
22.De Heilige Geest is door de Vader en de Zoon niet gemaakt of geschapen of voortgebracht, maar Hij gaat van hen uit.
23.Eén Vader dus, niet drie Vaders; één Zoon, niet drie Zonen; één Heilige Geest, niet drie Heilige Geesten.
24.En in deze Drieéenheid is geen sprake van eerder of later, noch van meer of minder, maar alle drie Personen zijn aan elkaar gelijk in eeuwigheid en in hoedanigheid.
25.Daarom moet, zoals reeds gezegd werd, in alle opzichten zowel de Eenheid in de Drieheid als de Drieheid in de Eenheid vereerd worden.
26.Wie dus behouden wil worden, moet wat betreft de Drieëenheid deze overtuiging hebben.
27.Maar het is voor zijn eeuwig behoud noodzakelijk dat hij ook de vleeswording van onze Here Jezus Christus oprecht gelooft.
28.Het ware geloof is nu, dat wij geloven en belijden, dat onze Here Jezus Christus, Gods Zoon, God en mens is.
29.God is Hij uit het wezen van de Vader, voortgebracht voor de tijden, en mens is Hij uit het wezen van zijn moeder, geboren in de tijd
30.volkomen God en volkomen mens, met een menselijke ziel en een menselijk lichaam;
31.gelijk aan de Vader naar zijn goddelijke natuur, minder dan de Vader naar zijn menselijke natuur.
32.En hoewel Hij God en mens is, is Hij toch niet twee, maar één Christus.
33.Eén is Hij, echter niet doordat zijn goddelijke natuur in de menselijke veranderde, maar doordat Hij als God de menselijke natuur aannam.
34.Eén is Hij, volstrekt niet door vermenging van naturen, maar door eenheid van Persoon.
35.Want zoals ziel en lichaam één mens zijn, zo zijn God en mens één Christus.
36.Hij heeft geleden voor ons behoud, is neergedaald in de hel en op de derde dag opgestaan uit de doden.
37.Hij is opgevaren naar de hemel en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader; vandaar zal Hij komen om te oordelen de levenden en de doden.
38.Bij zijn komst zullen alle mensen opstaan met hun lichaam en zij zullen rekenschap afleggen van hun daden.
39.En zij die het goede gedaan hebben, zullen het eeuwige leven ingaan, maar zij die het kwade gedaan hebben, het eeuwige vuur.
40.Dit is het algemeen geloof. Wie dit niet oprecht en standvastig gelooft, zal niet behouden kunnen worden